Een eeuwenlang verhit theologisch debat lijkt eindelijk te zijn beslecht: Jezus Christus had een tapir. Dat claimen historici na bestudering van diverse geschriften en materiaal uit archeologische opgravingen.
Al langer bestond het vermoeden dat Jezus zijn Bijbelse wonderen niet in zijn eentje verrichtte, legt historicus Cor Ploeger uit: “Je kan dan wel de zoon van God zijn; water veranderen in wijn en lopen op water kun je eigenlijk alleen doen als je gezelschap hebt van een soort big met een langere snuit. Dat stond binnen onze tak van wetenschap al langer vast, maar het concrete bewijs ontbrak.”
Dat bewijs is nu gevonden bij een opgraving in de buurt van Jezus’ graftombe in Jeruzalem. “Tapiroverblijfselen, dat was direct na de vondst al wel duidelijk”, aldus Ploeger. “Het snuitje is in ontzettend goede toestand gevonden, wat betekent dat Jezus waarschijnlijk veel van hem hield. Bovendien bleek het beest volgens inscripties in de tombe Okkie te heten, wat Hebreeuws is voor ‘kortslurfige onevenhoevige’. Tja, hoeveel duidelijker wil je het hebben?”
De vondst leidde tot een conflict binnen het christendom over precieze schrijfwijze van Okkie. De kersverse ‘Apostolische orde van de Laatste Oky’ houdt het op een korte schrijfwijze, de volgelingen van het ‘Doopsgezind Ockhie-genootschap’ streeft naar een traditionelere benaming van de heilige tapir.