In de Verenigde Staten lijkt het medialandschap steeds meer onder druk te komen te staan onder het presidentschap van Donald Trump.
Waar hij tijdens zijn eerste termijn al een vijandige houding had tegenover kritische media, gaat hij nu nog een stap verder. Trump bedreigt openlijk om uitzendvergunningen van media in te trekken en sluit kritische verslaggevers uit van toegang tot het Witte Huis. Daarnaast spant hij meerdere rechtszaken aan tegen grote kranten, zoals The New York Times en de Wall Street Journal, en eist hij miljarden schadevergoeding vanwege berichtgeving die zijn imago zou schaden.
Een krachtig instrument in deze strijd is de Federal Communications Commission (FCC), geleid door door Trump aangestelde republikein Brendan Carr. De FCC dwingt mediabedrijven tot actie tegen kritische programma’s, wat leidt tot het schrappen van controversiële shows als die van Jimmy Kimmel. Deze ontwikkelingen roepen de vraag op of Amerika een nieuw tijdperk van mediaonderdrukking en censuur ingaat, vergelijkbaar met het mccarthyisme uit de jaren veertig en vijftig.