De recente Tweede Kamerverkiezingen in Nederland zijn uitzonderlijk spannend verlopen, met D66 en PVV die allebei 26 zetels behalen, een historisch kleine voorsprong van slechts enkele duizenden stemmen.
Dit heeft sinds 1956, toen de Kamer 150 zetels kreeg, nog niet eerder plaatsgevonden. Politicoloog Roderik Rekker wijst op een veranderend politiek speelveld, waarbij de strijd zich verplaatst van economische naar culturele kwesties, zoals immigratie, waarin D66 en PVV als elkaars tegenpolen fungeren. De kleine verschillen tussen de partijen zorgen voor complexe tellingen.
Er zijn ruim 10.000 stembureaus en meer dan 50.000 vrijwilligers betrokken bij het nauwkeurig tellen, terwijl een controleprotocol hertellingen mogelijk maakt bij onregelmatigheden. De definitieve uitslag, inclusief restzetels en voorkeursstemmen, wordt op 7 november bekendgemaakt, wat pas dan duidelijkheid kan bieden over de grootste partij. De formatie kan hierdoor moeizaam verlopen.
PVV-leider Wilders claimt het voortouw bij een overwinning, maar veel partijen hebben samenwerking met zijn partij uitgesloten. D66, als mogelijk andere grootste partij, zal het proces ook als uitdagend ervaren. Experts vrezen een herhaling van de langdurige formatie van 2021, waardoor een nieuw kabinet vóór de feestdagen onwaarschijnlijk lijkt.

