De Amerikaanse Federal Reserve heeft voor de derde keer dit jaar de rente verlaagd met een kwart procentpunt, waardoor het rentetarief nu tussen 3,5 en 3,75 procent ligt.
Met deze maatregel wil de centrale bank de arbeidsmarkt stimuleren en werkgelegenheid behouden. Een lagere rente maakt lenen goedkoper voor bedrijven, wat investeringen en het aannemen van personeel kan bevorderen. Tegelijkertijd worstelt de Fed met een hogere inflatie dan gewenst.
Een renteverlaging kan de inflatie verder aanwakkeren, omdat er meer geld in omloop komt en dit de waarde ervan vermindert. Binnen het beleidscomité was er verdeeldheid over het besluit. Drie leden stemden tegen: twee wilden de rente onveranderd laten, terwijl één een grotere verlaging wenselijk achtte.
Daarnaast stond de Fed onder druk van president Trump, die vond dat de rente te hoog was en de economische groei belemmerde. Trump overwoog zelfs om voorzitter Jerome Powell te ontslaan, maar dit bleek niet mogelijk vanwege de onafhankelijke positie van de centrale bank.

