Mensen die praten in een dialect hebben meestal zelf ook geen flauw idee wat ze zeggen. Dat beweert Fokje Driessen in haar proefschrift “Dialecten ontmaskerd”, waarop ze deze week promoveert.
Driessen bestudeerde de 33 meest gesproken dialecten, waaronder Limburgs, Brabants en Twents. Ze concludeerde dat vrijwel alle streektaal is gebaseerd op flauwekul. “Eigenlijk bestaan dialecten niet”, zegt de onderzoekster. “Mensen die zogenaamd in het dialect spreken, stoten zomaar wat stomme klankjes uit. Als ze daarop betrapt worden, noemen ze het gauw dialect. Dan lijkt het nog wat.”
Gesprekspartners doen vaak een poging om het zogenaamde dialect te verstaan, maar dat is volgens Driessen kansloos. “Platpraters willen gewoon aandacht. Zolang ze die krijgen, zullen ze niet met hun onzinnige gewauwel stoppen. Gewoon negeren is het beste.”
