ELBURG - “Er staat 100 op de borden, maar God wil dat ik 140 rijd.” Het is een zin die agenten regelmatig horen als ze een automobilist willen bekeuren voor een snelheidsovertreding. Steeds vaker beroepen hardrijders zich op hun geloof. Juridisch is er weinig tegenin te brengen.
Vooral op de wegen rond Urk, Staphorst en Elburg krijgt de politie steeds vaker te maken met automobilisten die zich om religieuze redenen niet kunnen houden aan de maximumsnelheid. “Als ik op de A28 rijd, krijg ik heel sterk het gevoel dat ik sneller moet. Het is alsof de Heer tegen me zegt: ‘geef gas, Mijn zoon. Harder, harder!’ Op dat moment voelt het alsof de Heer de controle over mijn rechtervoet overneemt”, zegt religieus hardrijder Wesley Koffeman (19).
Volgens jurist Paul Nafta kan de politie weinig doen als een hardrijder zich beroept op zijn geloof: “De wegen- en verkeerswet heeft geen expliciete geloofsexceptie, maar er is in Nederland wel geloofsvrijheid. Dat betekent dat mensen in principe vrij zijn om te handelen naar wat hun geloof voorschrijft. Strenggelovige mensen kunnen in gewetensnood komen als ze 100 rijden, terwijl ze volgens hun geloof veel harder moeten.”
Automobilisten die om religieuze redenen te hard rijden, citeren vaak een vers uit de Bijbel. In Handelingen 5:30 staat letterlijk: “Men moet God meer gehoorzamen dan de mensen”.